Het Parool: Medeoprichter neemt afscheid van het Joodse hospice waar euthanasie niet is toegestaan

Door Hanneloes Pen | 10 januari 2023
Voormalig huisarts Ruben van Coevorden (71) is een van de oprichters van het Joods Hospice Immanuel in Buitenveldert. Euthanasie is er niet toegestaan; volle aandacht in de laatste levensfase en een waardig afscheid staan voorop. Van Coevorden nam er 31 december als arts afscheid.
Ruben van Coevorden: ‘Je kunt de mensen niet beter maken, maar wel zorgen dat ze zich beter voelen. Die laatste fase is het mooiste in het vak.’ Beeld: Erik Smits

Werken in een hospice was een langgekoesterde wens van Ruben van Coevorden. Na het volgen van een cursus tot SCEN-arts (destijds SCEA: Steun en Consultatie Euthanasie Amsterdam) begin jaren negentig en de kaderopleiding Palliatieve Zorg (2002) over goede symptoombestrijding voor een stervende wist hij het zeker. Hij besloot een Joods hospice op te richten, samen met de huidige directeur Sasja Martel. Het kwam er in 2007 en is het eerste en tot op dit moment enige Joodse hospice in Europa.

“Ik wilde een hospice opzetten voor de Joodse gemeenschap, voor mensen met oorlogstrauma’s,” zegt Van Coevorden, zelf Joods, die vanaf 1984 een huisartsenpraktijk in Buitenveldert runde. Zijn praktijk was aanvankelijk gericht op Japanse expats – Van Coevorden spreekt uitstekend Japans – en kreeg er later de voornamelijk Joodse patiënten van de Joodse huisarts Meijer Zak bij, die op hoge leeftijd – 86 jaar – met zijn praktijk in Zuid stopte.

“Ze noemden mijn praktijk J&J BV,” zegt hij lachend. “Een deel van de patiënten van Meijer Zak had de oorlog overleefd. Ik kende hun problemen. Mijn eigen vader had in Bergen-Belsen gezeten en heeft op zijn broer na alle familieleden verloren. Mijn moeder zat ondergedoken.”

Wat herkende u precies?

“Die patiënten kampten vanwege de oorlog met bekende verschijnselen waaronder nachtmerries en angsten. Deze groep had een andere aanpak nodig. Die moet je vooral aandacht schenken. Ik kwam ook veel bij hen thuis en luisterde naar hun verhalen over de oorlog. Mijn ouders spraken zelf weinig over de oorlog. Wij, kinderen, durfden daar niet naar te vragen. ‘We werken aan de toekomst,’ zei mijn vader altijd.”

Van die Joodse patiënten kon u de verhalen wel horen.

“Ik was nieuwsgierig naar hun verhalen en zij wilden het wel vertellen. Als ik dan zei dat mijn vader in Bergen-Belsen had gezeten, zeiden sommige Auschwitz-overlevenden: ‘Ach dat was een zomerkamp.’ Tsja.”

U zat op de Amsterdamse toneelschool voordat u aan uw studie geneeskunde begon. Een toneelcarrière zat er niet in?

“Ik zat er samen met Flip van Duin, zoon van Annie M.G. Schmidt, en kinderen van bekende acteurs en had leraren als Jacques Commandeur. Maar na drie maanden riep directeur Jan Kassies me bij zich. Hij zei: ‘Je bent in die maanden vooruitgegaan. Maar stel dat je van de toneelschool af moet, heb je dan een alternatief?’ Ik antwoordde dat ik in navolging van mijn vader en broer geneeskunde kon gaan studeren. ‘Dat moet je dan maar doen,’ zei hij.”

Zorg voor de ander was u met de paplepel ingegeven.

“Mijn moeder was verpleegkundige in het Wilhelmina Gasthuis en mijn vader was chirurg in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis. Hij nam me als kind mee naar het ziekenhuis als hij in het weekend nog even naar zijn patiënten wilde kijken.”

“Ik kwam zelf als huisarts veel bij mijn patiënten thuis. Was daar een beugel in de badkamer nodig, dan ging ik zelf naar de bouwmarkt en kwam terug met mijn boor. Klemde een deur dan maakte ik die. Als je het aan de instanties overlaat, duurt dat allemaal veel langer.”

U had in uw eigen praktijk in die jaren inmiddels genoeg ervaring met euthanasie?

“Ja, een gemiddelde praktijk heeft vier tot vijf terminale patiënten per jaar die soms eindigen in euthanasie. Een van mijn patiënten, een Joodse vrouw van in de tachtig die Auschwitz had overleefd en aan longkanker leed, vroeg of ik haar wilde helpen. Zij wilde niet langer leven en had haar portie lijden wel gehad. Formele euthanasie bestond toen nog niet. Ik had het ook nooit eerder meegemaakt. Ik schreef haar het zware slaapmiddel Vesparax voor en zei dat ze dit moest opsparen. Op de bewuste dag was ik erbij. We vermaalden de pillen met alcohol en vruchtensap. Ze nam het drankje zelf in en viel acuut in slaap. Binnen een paar minuten was ze dood.”

Dat was een dapper besluit van u. Was u nerveus?

“Ik belde de lijkschouwer en vertelde dat ik een sleutel van haar huis had en dat ik haar dood had aangetroffen. Ik zei dat ik een overdosis vermoedde. Ik heb er nooit meer iets van gehoord. Ze hadden kennelijk geen zin in een zaak.”

Euthanasie is echter niet toegestaan in het hospice. Stond u niet voor dilemma’s?

“Ik ben niet tegen euthanasie. In mijn eigen praktijk deed ik wat ik moest doen, maar in het hospice kan en mag dat niet. Dilemma’s in het hospice heb ik niet gekend. Ik heb genoeg kennis om stervenden met palliatieve zorg zich prettiger te laten voelen. Het gaat mij niet om het leven te verlengen maar om de kwaliteit van het leven. In de stervensfase bieden wij, als zij ondraaglijk lijden, het slaapmiddel Dormicum aan zodat ze lekker gaan slapen. Er wordt gestorven, niet gedood.”

Wat is uw doel van deze vorm van stervensbegeleiding?

“Een waardig sterven geven, rekening houdend met wie hij of zij was. Verlies van waardigheid is een van de motieven waarom mensen euthanasie vragen. Je wil dat ze het laatste stukje echt leven. Je kunt de mensen niet beter maken, maar wel zorgen dat ze zich beter voelen. Dat geeft veel voldoening en die laatste fase is het mooiste in het vak.”

Het hospice zal worden uitgebreid naar een afdeling voor dementerenden. Een heel andere tak van sport, lijkt me.

“Er is steeds meer vraag om ook dementerenden in ons hospice op te nemen. We hebben twee specialisten ouderengeneeskunde in huis die in een verpleeghuis hebben gewerkt en willen ook verpleegkundigen aantrekken die dat hebben gedaan. Op deze speciale kamers komen mensen die bedlegerig zijn of nog een beetje mobiel.”

U bent twee jaar geleden gestopt met uw huisartsenpraktijk en nu ook met het hospice. Nu bent u als arts voor het ziekenhuis Antoni van Leeuwenhoek aan de slag gegaan.

“Het is de kers op de taart. Mijn vader en broer werkten er jarenlang. Ik ben arts van het Supportive Care Team en adviseer over palliatieve zorg. Ik bekijk de patiënten zelf en geef adviezen. Daarnaast geef ik scholing. De verantwoordelijkheid voor de behandeling heb ik gehad en nu wil ik graag mijn kennis overdragen.”

Zou u…?

“Ja! Ik ga later ook naar het Joodse hospice. Dat wil ik wel eens meemaken. En dan kan ik meteen kijken of ik het goed heb achtergelaten.”

Herinneringen

Het Joods Hospice Immanuel is in 2007 in Buitenveldert geopend. Het is het eerst en enige Joodse hospice in Europa. Ruben van Coevorden en de huidige directeur Sasja Martel hebben het samen opgericht. Het hospice is toegankelijk voor alle gezindten: Joods en niet-Joods met een levensverwachting van niet langer dan drie maanden.

Euthanasie is niet toegestaan. De mensen in het hospice krijgen palliatieve zorg. Deze zorg is zo goed dat tien tot vijftien procent weer opknapt en terug kan naar huis of een verpleeghuis.

Van Coevorden herinnert zich tal van patiënten die er hebben gelegen, onder wie een Joodse vrouw met longkanker. Kort nadat ze was binnengebracht, sloeg de immuuntherapie aan. De tumoren smolten weg. Ze heeft daarna jarenlang bij het Joodse hospice als vrijwilliger gewerkt.

Ook herinnert hij zich een Holocaustoverlever die veel aandacht vroeg, manipulatief was en constant in een vechtmodus zat. “In het kamp wist ze te overleven, maar hier verliest men de strijd. Ze maakte ruzie met de buurvrouw die de klassieke muziek altijd hard had aanstaan. Toen deze vrouw uit bed viel, kon niemand haar hulpgeroep horen. De klaagster belde uiteindelijk ons over die muziek en heeft zo die vrouw gered.”

En dan de man die met een ambulance vanuit de ic bij het hospice binnenkwam. Hij zou binnen een paar dagen overlijden. “Ik stopte alle medicijnen die hij niet meer nodig had. Ik wilde hem een goede dood geven. De volgende dagen knapte hij helemaal op en vertrok na een week naar het verpleeghuis. Daar is hij veel later in zijn slaap overleden. Hij heeft er nog een fantastische tijd gehad.”